Nationale Militie - Geneeskundig Onderzoek

Handleiding tot de leer van het Militair Geneeskundig Onderzoek

§ 52. Handelwijze bij bekentenis

Is men van het vermoeden van bedriegerij tot zekere overtuiging gekomen voor zich zelven, dan zal het in vele gevallen reeds genoegzaam zijn, den simulant den uitslag onzer diagnose, op welberaden toon en onder vier oogen, mede te deelen, om hem te zien zwichten. Bekent hij nu schuld, dan ontsla men hem op staanden voet, hetzij alleen met eene hartelijke vermaning, hetzij (en dit is altijd verkieselijk) met een schriftelijk Rapport daarover aan den Kommandant van zijn Korps, ten einde hem de verdiende bestraffing te doen ondergaan, en mogelijke recidieven te voorkomen. Tot de laatste bedoeling is het evenzeer raadzaam, om den bedrieger, vóór zijn ontslag uit de zieken-inrigting, steeds eene eigenhandige of althans door hem onderteekende Verklaring te laten afgeven: "dat zijne gewezene kwaal door hem is voorgewend geworden".

Menigmalen echter gebeurt het, dat de simulant, hoezeer men zelf ook overtuigd is, niet tot bekentenis komen wil 1), en dan wordt het in de militaire dienst onvermijdelijk, even als ook in andere gevallen waar men niet volkomen zeker is van zijne zaak, om over te gaan tot de meest beproefde middelen ter zijner verbetering, of met andere woorden, tot de werkelijk specifiek te noemen behandeling der simulatie of provocatie 2).

Noten bij dit artikel

1) Zoo is ons, onder anderen, het geval voorgekomen van een man, die zich stom gehouden hebbende, onder de inwerking der chloroforme luidkeels had gezongen. Nadat zijn roes voorbij was, hield hij zich weer even sprakeloos als te voren en schreef op de lei, er niets van te weten, dat hij dit gedaan had!

2) Teregt stelt Van der Ketten, in zijne Dissertatio "De morbis simulatis": "perdifficile esse potest, nebulonem ad confessionem cogere". Het is inderdaad soms moeijelijk, de simulanten tot bekentenis te brengen. Wel is waar zijn er geneeskundigen die van oordeel zijn, dat zulks ook niet behoeft; dat hier met de eenmaal vastgestelde en bewezene diagnose onze werkkring is geëindigd; dat het beneden de waardigheid der medicinale personen is en ook niet tot hun departement behoort, om bedriegers door dwangmiddelen te doen bekennen. Wij beschouwen dit gevoelen als onpractisch; met het oog op den geregelden gang van de Dienst en op de belangen van s' Lands schatkist, ziet de Off. v. Gez. zich vaak, als goed ambtenaar van den Staat genoodzaakt, enkele soms schijnbaar harde maatregelen te nemen, die in den strikten zin niet tot het "genezen of heelen" te brengen zijn. Ziet hier, hoe ik vroeger reeds op eene andere plaats, Nederlandsch Lancet, 1852 - 1853, blz. 610, dit punt heb uiteengezet:

"De geregtelijk-geneeskundigen, die dwaugmiddelen in deze gevallen laken, stellen (en daarin is oorspronkelijk zuivere waarheid gelegen in bespiegelenden zin), zend den bedrieger, dien gij als zoodanig hebt erkend, eenvoudig terug naar zijn Korps, met de verklaring: dat hij zijne dienst kan doen en hoegenaamd geene gebreken heeft. Stel eens, dat men dit doet (en wij hebben het meer dan eens beproefd), wat gebeurt er dan in vele gevallen? In de gelederen teruggekeerd, hervat de simulant al spoedig zijn spel; kan weder niet loopen, niet zien, niet hooren, heeft weder altijd hoofdpijn, is steeds even kortademig, enz. Misschien straffen sommige Kommanderende Officieren nu den man, straffen hem nogmaals en nogmaals; alles zonder gevolg; zijne zwakke gezondheid laat hem maar steeds niet toe zijne dienst naar behooren te verrigten; kortom zulk een individu is een ware last voor het Korps en eene nieuwe verwijzing naar het Hospitaal is het eenige middel om daarvan te worden ontheven. Andere Kommandanten, welligt minder sterk vertrouwen hechtende aan de afgegevene verklaringen der Offic. v. Gez., of soms te medelijdend van aard en bewogen met het ongelukkige voorkomen, dat sluwe simulanten weten aan te nemen, slaan een' zachteren weg in. Zij dringen er op aan, of laten het op eigene autoriteit toe, dat de man korter of langer vrij van dienst worde gesteld; doch op den duur kan ook dit niet worden volgehouden en eindelijk zien ook deze zich verpligt den man nogmaals naar de militare zieken-inrigting te zenden of voor hem op afkeuring aan te dringen. Stel, dat het zoo herhaalde malen voortgaat, in en uit de Hospitalen; wat is dan het einde? Of men moet, willens en wetens, een persoon die zijne verbindtenis niet wil nakomen en van wiens gezondheid men zich overtuigd houdt, afkeuren als "ongeschikt" voor de dienst. Of men is wel genoodzaakt hem te ontmaskeren en hem tot de bekentenis te dwingen, dat hij bedrog heeft gepleegd. Daarenboven bestaat er in de dienst nog eene andere reden, waarom er geen ander alternatief gegeven is dan de laatste, steeds onaangename wijziging te volgen. Het is, omdat wanneer men zich aldus als "afkeurings-machine" wilde laten gebruiken, in een land als het onze waar de conscriptie bestaat, waar alzoo steeds overvloed van onwillige of althans minder willige dienstpligtigen wordt gevonden, onophoudelijk onregt zou geschieden aan anderen, die nu genoodzaakt zouden zijn in de plaats der simulanten in dienst te treden. Het is, omdat anders bij de milde pensioens-wet, waarin het leger zich thans mag verheugen, een aantal onwaardigen, op grond van schijn-ziekten en gebreken voor welke men hen afkeurde, nog zou kunnen worden bedeeld met geldelijken onderstand van den Staat, aan wiens verdediging zij zich schandelijk onttrokken".





Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op: 06 March 2021.