Nationale Militie - Geneeskundig Onderzoek

Handleiding tot de leer van het Militair Geneeskundig Onderzoek

§ 66. Kenmerken van een gezond gestel

Als uiterlijke kenmerken daarentegen van een zwak en ziekelijk of z. g. "ongezond" gestel (constitutio debilis et morbosa) zij men hoofdzakelijk opmerkzaam op de volgende, ofschoon het volstrekt niet noodig is, om hiertoe te besluiten, dat al deze teekenen te zamen voorhanden zijn, (zelfs zal dit wel zelden voorkomen): Algemeene vermagering 1); in het oogvallende ligchaamszwakte 2); misvormde schedel; dunharigheid of uitvallen en dorheid van het hoofdhaar; bleeke, gele of vale gelaatskleur; dof, z. g. waterig en holstaand oog; blaauwe, witachtige, koude lippen; bleek, sponsachtig, ligt bloedend tandvleesch; uitgebreide caries der tanden en kiezen; kwalijk riekende adem; lange hals; platte, smalle borstkas; korte en hoorbare ademhaling; versnelde en ongeregelde of zeer zwakke hartslag en pols. Wanneer hierbij de huid droog, zeer fijn, weinig of niet behaard, het spierstelsel laxe, slecht ontwikkeld en weinig uitgedrukt ("geprononceerd"), dat der beenderen dun en teeder is; de ledematen niet evenredig gevormd zijn; het ligchaam merkbaar naar de eene of andere zijde overhelt en traag is in zijne bewegingen; - zoo heeft men een modèl voor zich van eenen toestand, die onder den algemeenen naam van ziekelijken aanleg (habitus pathologicus) 3) kan worden begrepen. Een toestand, die zoo hij niet reeds werd voortgebragt door belangrijke organische stoornissen, deze toch weldra laat vooruitzien; een toestand, die op zich zelven reeds van groote voorbeschiktheid tot ziekten getuigt 4) en die dan ook, volgens het Reglement, reeds als zoodanig ongeschiktheid tot de Krijgsdienst medebrengt.

Noten bij dit artikel

1) Omtrent groote vermagering maakt Massy de opmerking, dat vrijwilligers, ter vergoelijking daarvan, wel eens opgeven, dat deze eenvoudig het gevolg is van "zwaar werken en gebrek lijden". Men moet daarop intusschen niet te veel vertrouwen en niet geloven, dat zulks steeds weder zal verbeteren bij betere voeding en geregelde levenswijze in de Kazerne. Integendeel, zegt Massy, dat hij de zoodanigen later zelden of nimmer goed gevoede en flinke soldaten zag worden.

2) Groote zwakte maakt alleen daarom reeds ongeschikt, omdat de soldaat een moeijelijk leven heeft, waarin hij, bij zijne ondergeschikte betrekking, vele schadelijke invloeden door deze medegebragt, niet kan of mag ontwijken. Zwakke lieden zijn bovendien meer dan anderen geneigd tot algemeene epidemische ziekten en bezwijken ligter daaraan, wanneer die in de Legers woeden. Alleen uithoofde van "ligchaamszwakte" las ik dan ook bij een der Engelsche schrijvers over het visiteren, zijn in een tijdvak van 9 jaren in Engeland niet minder dan 4500 dienstzoekende manschappen afgewezen!

3) Bijzondere wijzigingen van den pathologischen habitus, zoo als de habitus phthisicus, de habitus scrophulosus (§ 71, noot 1), geven bovendien eene aanwijzing tot het nader onderzoek van bijzondere streken of organen. Wat den z. g. habitus apoplecticus aangaat, deze staat reglementair (bij ons) niet als ongeschiktheid medebrengende vermeld, te minder, daar hij gemeenlijk gepaard gaat met eene constitutio robusta. Ook is het er ver van daan, dat menschen, welke schijnbaar dien aanleg vertoonen, altijd aan hersenbloeding te gronde gaan, terwijl daaraan vele andere personen bezwijken, zonder de uitwendige kenmerken daarvan op te leveren. - Over mogelijke nabootsing van den ziekelijken habitus zie in het Aanhangsel, de pyrexiae.

4) Ook in de voorbeschiktheid alleen zijn bijzondere punten die opmerkzaamheid vereischen, bijv. de dispositie tot zwaarlijvigheid (ofschoon deze in de dienst veeltijds vermindert); de dispositie tot liesbreuken (bij groote ruimte en laxiteit der annuli inguinales); de dispositie tot varices (bij het bestaan van de z. g. constitutio venosa, met doorschemerende huid-aderen, met vele opgezwollen aderen, vooral aan de onderste ledematen); enz.





Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op: 06 March 2021.