Nationale Militie - Geneeskundig Onderzoek

Handleiding tot de leer van het Militair Geneeskundig Onderzoek

§ 81. Obscuratio et maculae corneae

i). Obscuratio corneae. - Behalve enkele andere weinig geloof verdienende voorbeelden van nagebootste hoornvliesvlekken 1), moet vooral de aandachxt worden gevestigd op haar mogelijk voorkomen als willekeurig kunst-voorbrengsel. Daartoe is werkelijk meermalen gebruik gemaakt van het inbrengen in, of het aanraken van het oog met verschillende caustica, bepaaldelijk naar men vindt opgeteekend, met calx viva, en somtijds ook met lapis infernalis 2).

Wanneer men korten tijd na de aanwending dezer bijtmiddelen den persoon in het onderzoek kreeg, zou er mogelijkheid bestaan, om dit gebrek als zoodanig te herkennen. Na verloop van maanden of jaren zal dit minder of niet doenlijk zijn. In het eerste geval toch vond men de. deeltjes der gebruikte calx, of de incrustaties daarvan, soms met de loupe, in het oog of achter de oogleden. In het tweede geval zou de kleursverandering der lapisvlekken eenige opheldering kunnen geven 3).

Ten opzigte van zeer kleine en half doorschijnende maculae moet men bij het visiteren van vrijwilligers dikwijls opletten, dat deze zouden kunnen worden gedissimuleerd, namelijk door ze aan onze waarneming te onttrekken door opzettelijke voortdurende onrust van het oog. - Voor het overige worden, naar onze meening, onbeduidende hoornvlies- vlekken, zelfs al zijn zij centraal, somtijds bij het visiteren te hoog aangeslagen; de zoodanige toch verhinderen op zich zelve het gezigtsvermogen in geenen deele, en wanneer zij derhalve reeds van oude dagteekening zijn, zonder dat eenige de minste keratitis of bijzondere voorbeschiktheid daartoe beslaat, zou men daarmede behebte personen, althans de lotelingen, gerust mogen aannemen voor de dienst 4).

Noten bij dit artikel

1) Zoo verhaalt Marshall een geval, waar obscuratio corneae zou zijn nagebootst door bedekking van het hoornvlies met een rond lapje neteldoek (! ?). Zoo spreekt Tartra van verduistering der cornea door wassching van het oog met verdund acidum nitricum (?).

2) Carron du Villards geeft aan, in zijn Handboek over ophthalmie, dat een heelkundige bij zeer vele dienstpligtigen dooor lapis infernalis vlekken vormde, die hij na hunne afkeuring weder zoo veel mogelijk herstelde !

3) Een twee-tal voorbeelden van bij ongeluk op de cornea veroorzaakte inwerking na het toucheren van het bovenste ooglid met lapis infernalis in substantie hebben ons doen zien, dat het verkrijgen van hoornvlies-vlekken op die wijze geenszins onmogelijk is. Dergelijke maculae hebben echter in den beginne eene meer doffe, minder helder -witte, zelfs meer eene ligte brons-kleur, en schijnen, door incrustatie, zelfs eenigzins boven de cornea uit te steken. Proeven, vroeger door den Heer Kerst op konijnen genomen, later door mij herhaald, hebben ons overigens doen zien, dat bij eenen sterken graad van inwerking der lapis, ligtelijk doorboring van het hoornvlies volgt. In één geval daarentegen zagen wij bij deze dieren eene dergelijke meer oppervlakkige vlek van lieverlede weder geheel verdwijnen.

4) In het Oostenrijksche Keurings-reglement is dan ook te regt voorgeschreven: "dat kleine vlekken, die het zien niet storen, geene ongeschiktheid medebrengen".





Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op: 06 March 2021.