Nationale Militie - Geneeskundig Onderzoek

Handleiding tot de leer van het Militair Geneeskundig Onderzoek

§ 85. Amblyopia

n). Amblyopia. - In het algemeen hebben wij reeds opgegeven, dat vele simulanten zich verraden door hunne overdrijving (§ 43); dat zulks hier in het bijzonder geldt, kan worden opgemaakt uit het minder veelvuldig voorwenden van amblyopie dan van amaurosis 1). Ons is zij althans betrekkelijk zeiden voorgekomen, terwijl dit met het logenachtig aangeven van coecitas completa op één der oogen meermalen het geval was, en daarvan zoo uit andere Landen als uit ons Leger een aantal voorbeelden werden bekend gemaakt. Men mag dit gelukkig heeten, daar gezigts-zwakte niet zoo ligt te ontdekken is, dan de geheel ontwikkelde zwarte staar.

Meestal bepalen bedriegers zich hier tot het voorwenden van gezigts-zwakte op één oog, om daardoor de gelegenheid te behouden vrijelijk rond te loepen en niet zoo gemakkelijk door toeval te woorden ontdekt. Ter herkenning is het dan noodig hun deze voorwaarde te ontnemen en het gezonde oog op den duur door een' wel verzegelden monoculus gesloten te houden. Alsdan doe men volgens de bekende regelen der ophthalmologie onderzoek naar de oorzaken, het verloop, de verschijnselen van het gebrek en merke op, of die met het natuurlijke ziekte-beeld overeenkomen (vergelijk behalve § 72, vooral ook de opgegevene herkenmiddelen in de volg. §). Ten anderen kunnen, inzonderheid bij amblyopia amaurotica op één oog, onderscheidene, de één meer, de ander minder bewijzende, proeven worden genomen, om zich van de waarheid van het aangegeven lijden te verzekeren, iets hetgeen zonder deze hulpmiddelen dikwijls volstrekt onmogelijk is.

1) Plaatse men hun een kaartje of metalen plaatje met eene kleine opening 2) of wel een convex bril-glas voor het zwakke oog. In beide gevallen moet bij ware amblyopie de gezigts-sterkle in de nabijheid meer of minder toenemen.

2) Onderzoeke men hen met de plank van Ruete 3) of met de schaduw-proef volgens Kerst 4), ten einde zich te overtuigen van het al of niet behoorlijk convergeren der gezigtsassen in de rigting van kleine voorwerpen, op verschillende afstanden gesteld.

3) Neme men eene proef met den verschillend gekleurden bril van Dufour, om na te gaan, of de vermeende amblyopicus de daardoor teweeg gebragte kleurs-verandering, -bedekking, en -ineensmelting van een hem voorgehouden wit voorwerp met juistheid en volgens de natuur weet aan te geven 5).

4) Houde men hun, volgens Von Graefe, een prismatisch glas voor, om op te merken, of zij de daardoor waar te nemen stand en de rigting van het vlambeeld eener voorgehoudene kaars of lamp, naar behooren en zonder opzettelijke verwarring of ontkenning, weten te beschrijven 6).

5) Kan men hetzelfde beproeven met hen in den stereoskoop van Wheatstone te laten zien, ter waarneming of zij al dan niet het ligchamelijk voorkomen der daarin geplaatste beelden kunnen onderscheiden 7).

6) Nog beter kan daartoe het spiegel-kastje van Fles dienstig zijn, van welks beproeving wij ons goede gevolgen beloven 8).

In hoogere graden eindelijk kan men nog tot dezelfde proeven overgaan, als in de volgende § zullen worden vermeld. Voor zelden noodige behandeling raadplege men desgelijks de daar opgeteekende wenken. In verscheidene gevallen van ons, ten gevolge van één of meer der bovengenoemde proeven, zeer twijfelachtig toeschijnende amblyopie op één der oogen, lieten wij met goed gevolg de lijders hunne dienst "zoo goed mogelijk" hervatten, onder verzekering van onze zijde: "dat dagelijksche ligchaams-beweging in de open lucht ons het meest geschikte middel toescheen ter verbetering hunner kwaal".

Noten bij dit artikel

1) Ik herinner mij één zoo sterk mogelijk uitgedrukt voorbeeld der overdrijving van amblyopie op één oog bij eenen loteling uit deze Provincie. Wanneer ik hem, na het sluiten van het goede oog, in de nabijheid kleine voorwerpen voorhield, zeide hij, die wel te kunnen zien, maar niet regt duidelijk; alles noemde hij geheel verkeerd; een cent was een vijfje; een stuiver was een dubbeltje; een gulden was een rijks-daalder. In de verte ging het eveneens; een boom noemde hij een hek; een paal was een boom; een' voorbijgaanden man hield hij voor eene vrouw; wat meer is, een passerend paard was in zijn oog eene koe! Hij zag alzoo alles anders dan het was; een volstrekt onbestaanbaren toestand. Bij zulke domme streken zijn natuurlijk geene verdere proeven noodig. Daar het oog zelf niets abnormaals aanbood werd hij onvoorwaardelijk goedgekeurd.

2) Dit is dus ingerigt even als voor het bekende entoptisch onderzoek. Zie daarover Donders, Ned. Lancet, 2 Jrg. 2de Serie, enz. Ook Vallez heeft op deze proefneming opmerkzaam gemaakt.

3) Ruete schrijft daarover in zijne reeds aangehaalde Physikalische Untersuchung des Auges, bladz. 5, zakelijk het volgende: Men neme een plankje, ter lengte van 4 voeten en ter breedte van 5 (Par.) duimen. Aan één der uiteinden bevindt zich juist in het midden eene insnijding, waarin de neus-rug kan worden opgenomen. Van uit het middelpunt dezer insnijding is, over de geheele lengte der plank, eene lijn getrokken, die in geheele en halve duimen is afgedeeld. Men plaatse dit werktuig zoodanig (hetzij op een tafeltje, hetzij op een voetstuk), dat de bovenvlakte er van overeenkomt met de randen der onderste oogleden van den persoon, dien men onderzoekt. Deze moet daarbij regtop zitten, het hoofd onbewegelijk houden en zijnen neus plaatsen in de genoemde insnijding. Nu steke men ééne speld in de gezegde middellijn, op den afstand van duidelijk zien, eene tweede verder af op 3 a 3½ voet. - Bij normaal gestelde wegen zal men waarnemen, dat de gezigts-assen der beide oogen zich gelijkmatig snijden, zoowel wanneer men den man beveelt nu eens de voorste, dan weder de achterste speld scherp te fixeren. Bij zwakzigtigheid daarentegen zal alleen de gezigts-as van het gezonde oog volkomen gerigt zijn op de spelden, terwijl die van het zwakzigtige oog deze schuins voorbij schiet, en wel gemeenlijk buitenwaarts. [Bij het nemen van deze proef plaatse de waarnemer zich aan het andere uiteinde der plank, om van daar het middelpunt der pupillen van den man, in betrekking tot de spelden, te fixeren].

4) Eenigzins in overeenkomstigen zin, heeft de Heer Kerst ons meermalen de volgende proefneming beschreven: Men geve den vermeenden lijder een dun stokje, of bijv. eene lange pijp, in de regter hand; plaatse hem op een kleinen afstand regt voor eene eenigzins verheven gestelde brandende kaars, en bevele hem nu het stokje, dat hij eerst regtop midden voor het aangezigt moet houden, zachtjes te laten dalen naar de punt van de vlam der kaars: Bij gezigts-zwakte op één der oogen zal dan de schaduw van het stokje niet meer midden op het gelaat blijven vallen, maar bij het zakken van het stokje, meer in de rigting van het sterkere oog worden geworpen. Deze hoogst eenvoudige proef (volgens Kerst, niet van zijne, maar reeds van oude vinding) voldoet uitnemend aan het oogmerk.

5) De bril van Dufour bestaat uit twee verschillend gekleurde glazen, één bllaauw en één geel, beide van gelijke kleur-sterkte. Wanneer men personen, die inderdaad zwakzigtig zijn op één oog, daarmede Iaat zien naar eene witte vlakte (vel papier, kalk-muur), zoo wordt deze niet (gelijk dit bij twee gezonde oogen het geval is) nu eens meer geel, dan eens meer blaauw, of dan weder slechts vlekvormig, ten deele geel of ten deele blaauw, en ten slotte bij langere oefening vaal groenachtig gekleurd, - maar de amblyopicus ziet, wanneer hij zijn gezonde oog op het middelpunt der witte vlakte rigt, met het zwakke oog terstond slechts een klein gedeelte in de kleur van het glas waarmede het gewapend is, en dit alleen in de rigting der zijde van het zwakke oog. Dit gedeelte zal des te kleiner zijn, hoe grooter de graad der amblyopie is. Ruete, libr. citat. pag. 11. - Ik ontving dezer dagen een' dergelijken bril van den Heer Kerst ter beproeving; het eene glas is echter meer oranje dan geel. Daarmede kon ik mij eenigermate overtuigen van de juistheid der bovenstaande opgave. Echter vond ik nog deze wijziging, dat men met twee gezonde oogen daarmede het witte voorwerp vrij spoedig ziet in de complementaire kleur, hier grijs-wit, terwijl bij zwakzigtigen respectievelijk de eene of de andere kleur den boventoon behoudt.

6) Het best voldoen hiertoe de ronde prismatische glazen (wij beproefden die uit den briltoestel voor het scheelzien, van Dr. Krecke); men kan echter een gewoon prisma bezigen, waardoor de vlambeelden ook worden omgekeerd, Von Graefe geeft deze proef op in het Archiv für Ophthalmologie van hem, Donders en Arlt, 1855, 2 B. 1Abth., S. 271 en heeft daardoor bereids hardnekkige simulatie bij een meisje ontdekt. Men verschalkt de bedriegers daarmede des te ligter, omdat de proef slechts behoeft te worden genomen met het gezonde oog en zij dus geen vermoeden hoegenaamd hebben. Wanneer men namelijk zulk een glas voor het oog houdt, in den beginne met de basis of naar boven òf naar onderen, is het juist alsof men alleen door dit glas twee boven elkander geplaatste beelden van de vlam ziet; draait men nu het prisma zachtjes in de rondte, zoo neemt men één stilstaand, en één tweede beeld waar, dat zich rondom het onbewegelijke verplaatst. Dit vaststaande beeld echter is afhankelijk van het zien met het andere (bij bedriegers zwak of blind gehouden) oog, hetgeen terstond blijkt, wanneer men dit sluit; door zulks den man te bevelen, kan men hem nu zelven overtuigen, als men hem vraagt: of hij nu nog hetzelfde verschijnsel blijft zien? hetgeen niet mogelijk is. Zeer slimme bedriegers zullen zich misschien wachten, om dadelijk aan te geven, dat zij twee vlammen zien. Men moet ook wel toezien, dat zij bij het begin der proef het vermeende zieke oog niet toesluiten! - De Heer Bauduin stelde mij onlangs voor, om, indien men geen dergelijk prismatisch glas ter beschikking had, zich eenvoudig te bedienen van het drukken met den vinger op den oogbol, ten einde dien zijdelings te verplaatsen. En werkelijk, men heeft het daardoor zeer wel in zijne magt, om alzoo beurtelings diplopie in verschillende rigtingen te weeg te brengen en den patiënt uit te hooren, of hij de daardoor bij gezonde oogen voortgebragte dubbel-beelden en de verplaatsing van deze al dan niet weet op te geven, en hem daarmede alzoo te verschalken, even als boven.

7) De Heer Gratama bragt mij op dit denkbeeld; wij hebben ons echter van de waarde van dit proefmiddel voor als nog niet kunnen overtuigen.

8) Het spiegel-kastje, onlangs door den Heer Fles uitgedacht, is met mij door alle Leeraren en andere Offic. v. Gez. onderzocht geworden, en hoewel ik het nog slechts in één geval van ware amblyopie heb toegepast, is het ons allen toegeschenen, dat het bij simulatie daarvan op één oog uitmuntend moet voldoen. De overigens hoogst eenvoudige inrigting daarvan berust op het waarnemen van twee beeldjes (die men telkens verwisselen kan), door middel van schuins gestelde en bewegelijke spiegeltjes, doch altijd zoodanig, dat men met het regter oog alleen het linker beeld kan waarnemen, met het linker oog alleen het regter beeld zien kan. Voorzeker hoogst doelmatig ter verschalking van simulanten, die aangeven slechts met één oog goed te kunnen zien.





Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op: 06 March 2021.