Nationale Militie - Geneeskundig Onderzoek

Handleiding tot de leer van het Militair Geneeskundig Onderzoek

§ 112. Dysphagia en inedia

e). Dysphagia en inedia. - Zoowel belemmering in het slikken, als volkomen belette doorzwelging, met honger-lijden, beide zijn in den militairen stand enkele malen, in het burgerlijk leven dikwijls 1) als misleidingsziekten voorgekomen.

Herkaauwen, uitdrijven van genomene spijzen of dranken door den neus, het aangeven van een gevoel van pijn of hindernis in keel of slokdarm, worden dan bij het eten en drinken meer of minder natuurlijk nagebootst. Wanneer men echter dit kunstbeeld (dat in den regel zich weder door overdrijving kan verraden) met het echte vergelijkt, zoo zal men, in de eerste plaats, vinden, dat hierbij sommige eigenaardige verschijnselen ontbreken, bijv. het gemakkelijk en dikwijls "verslikken", de lucht-honger of angst bij het slikken (soms met achterover buigen van het hoofd, grijpen naar de keel, enz.), de behoefte om onder het eten steeds eenig drinken bij de hand te hebben; enz. Ten tweede, worden bij deze nabootsing geene waarneembare afwijkingen in mond, keel of slokdarm aangetroffen, geene strictura oesophagi, geen palatum fissum of uvula bipartita, geene hypertrophie der amandelen, enz. Ten dezen opzigte intusschen bedenke men, dat dit ontbreken van plaatselijk bewijs toch gepaard kan gaan met sommige vormen van dysphagia spasmodica of nervosa 2) zelfs het gevolg kan zijn van belangrijke aandoening der borst-organen, welke aan den oesophagus grenzen (in het bijzonder het hart en de groote vaten).

In elk geval mag hier het aanwenden van de slokdarm-bougie of van de maagsonde nimmer worden verzuimd. Dit minder aangenaam diagnosticum toch kan tevens als vrees aanjagend middel voor simulanten dienstbaar zijn. Ten einde de vrees nog te verhoogen, kan men gewag maken van het "branden" van den oesophagus en de daartoe noodige nitras argenti-sonde in hun bijzijn doen in orde brengen. Ontdekt men niets en kan niet anders vermoed worden dan het bestaan van paralysis oesophagi (dysphagia paralytica) zoo trachte men vroegere ziekten, daarmede in verband staande, op te sporen en herinnere men zich, dat in dezen vorm van dysphagie in den regel kleine hoeveelheden vaste spijzen met meer gemak worden doorgeslikt dan vloeistoffen, terwijl simulanten geneigd zijn, juist het tegendeel te beweren. Ook kan men dan beproeven, of de lijder in zijnen slaap geringe hoeveelheden vocht kan inslikken 3).

Bij mogelijk zich voordoende gevallen van geheel opzettelijk hongerlijden (inedia s. aphagia), als misleidings-ziekte, hechte men vooral daaraan geen geloof, wanneer dit lang wordt volgehouden. Maanden, zelfs jaren durend hongeren is steeds gebleken bedriegerij te zijn. Het bedrog verraadt zich, bij een naauwkeurig onderzoek, door het achterwege blijven van algemeene verzwakking en vermagering (waartoe men vergelijkende wegingen moet instellen, § 43, noot 1), van maag-aandoening, van aanvallen van doodsangst; door het onderzoek der urine 4); maar inzonderheid door het nasporen der darm-ontlasting. Waar deze, quantitatief en qualitatief, eene normale gesteldheid aanbiedt, is er geen de minste twijfel meer overig 5). Somtijds eindelijk werden de zoodanige bedriegers door bespieding ontmaskerd, waarbij het bleek, dat zij zich in het geheim schadeloos wisten te stellen voor den honger, dien zij in het openbaar schenen te lijden 6).

Aanmerking. Men zij bedacht, dat vrijwillig hongeren werkelijk als ziekte-verschijnsel kan optreden, namelijk bij hypochondrie of melancholie, eensdeels als uitvloeisel der z. g. monomania suicida, als middel om zich van het leven te berooven, anderdeels uit ingebeelde vrees van te zullen worden vergiftigd, met vergiftige spijs of drank 7).

Noten bij dit artikel

1) Zonder melding te maken van verscheidene andere voorbeelden dezer misleiding, vooral door vrouwen gepleegd, en waarvan, onder anderen, gevallen van Voltelen en Schmidtmann opgeteekend werden, wil ik hier slechts herinneren aan onze Engeltje van der Vlies, te Pynacker, bij Delft. Voor vele jaren (1826) was omtrent deze befaamde bedriegster ruchtbaar geworden, dat zij niet meer at of dronk, waarop zich eene Commissie van geneeskundigen, waaronder Dr. Stipkiaan Luiscius senior, heeft gevormd, om haar te doen gadeslaan door vier beëedigde waaksters. Volgens de opgaven van deze, was het feit waar, en had er ook in dien geheelen tijd geene evacuatio alvi et urinae plaats gevonden! Sedert dien tijd is zij door duizenden nieuwsgierigen bezocht, afgebeeld, en door het vulgus algemeen als een wonder aangezien, tot in het jaar 1853, waarin zij gestorven is. De Provinciale Commissie van geneeskundig onderzoek te 's Hage heeft zich daarop deze zaak aangetrokken en bij de sectio cadaveris is het gebleken, - hetgeen trouwens door alle physiologen vermoed werd, - dat ook zij een langdurig bedrog van 27 jaren had gepleegd! Ofschoon het lijk sterk vermagerd was (wegende slechts 26 kilogrammen) en de maag leeg werd gevonden, bevatten de dikke darmen en vooral het coecum eene groote hoeveelheid vrij consistente faecale stoffen van een normaal aanzien. Uit het mikroskopisch onderzoek van deze en andere darm-contenta bleek, dat daarin eenige amylum-bollen en zeer talrijke overblijfsels van ander plantaardig voedsel (parenchym- en prosenchym-cellen, spiraalvaten), zelfs ook van dierlijk voedsel (dwars gestreepte spiervezels) aanwezig waren! De eenige afwijking van aanbelang, en die ook wel aanleiding zal hebben gegeven tot dit geval, werd gevonden in eene belangrijke strictuur van den oesophagus. Zie verder Nederlandsch weekblad v. Geneesk. 1854, n°. 8.

2) Daarvan toch is het overbekend, dat de voor onze hulpmiddelen ontoegankelijke zetel, somtijds in de zenuwmiddelpunten kan worden gevonden. De Hoogleeraar Loncq deelde mij, onder anderen, een bij het leven duister voorbeeld mede van dysphagie, die bij de sectio cadaveris bleek in verband te hebben gestaan met hyperaemie, later apoplexie, der medulla oblongata.

3) Fallot wil tot de ontdekking eener dysphagia simulata geraakt zijn door den vermeenden lijder in zijnen slaap eenige droppels vocht in den mond te gieten, waarbij hij waarnam, dat die zonder moeite werden doorgeslikt.

4) De urine wordt bij werkelijk honger lijdende personen weldra (even als hun adem) stinkend, alsmede donker van kleur. Daarenboven vond Scherer, bij het qualitatief onderzoek, dat de normale urine-bestanddeelen grootendeels afwezig waren. Zie Schmidt's Jahrbücher 1853, n°. 3, S. 285.

5) Aan de darm-excretie moet hier een groot gewigt worden gehecht. Hare uitspraken zijn hier beslissend. Bij sluwe bedriegers is het soms hoogst moeijelijk den invoer te controleren; des te meer opmerkzaamheid vestige men op den uitvoer! Bij goed isoleren en naauwkeurig toezigt, is die toch wel niet geheel aan de waarneming te onttrekken.

6) Percy en Laurent geven op, dat het hun door bespieding gelukt is, eenen tamboer te ontdekken, die zich daartoe in stilte eene ruime hoeveelheid eijeren had weten aan te schaffen.

7) De eerste aanleiding tot dit niet ongewoon vermoeden van maniaci ligt dikwijls hierin, dat men hun soms tartarus emeticus of andere geneesmiddelen in het geheim bij hun eten of drinken toedient.





Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op: 28 March 2024.