Nationale Militie - Geneeskundig Onderzoek
Handleiding tot de leer van het Militair Geneeskundig Onderzoek
3°). ONDERZOEK VAN DE BORST.
§ 113. Onderzoek van de Borst
Daar, vooral ook bij ons te lande, dienstpligtigen zoowel als reeds dienenden, zeer dikwijls ter oorzake van z. g. "borstkwalen" aan eene geneeskundige visitatie moeten worden onderworpen, en daar het van oudsher algemeen bekend en erkend is, hoe moeijelijk vaak de diagnose, - inzonderheid de differentiële, - dezer kwalen zijn kan, zoo behoort aan deze ligchaams-streek eene meer dan gewone opmerkzaamheid te worden geschonken. Dit is niet alleen noodwendig, om bij vrijwilligers mogelijk bestaande dissimulatie op te sporen, maar ook bij dienstpligtigen is het reclameren wegens eene "zwakke borst" zeer algemeen, en bovendien kunnen bij beiden ligtelijk borst-aandoeningen bestaan, wier aanwezen hun onbekend is en alzoo door hen niet wordt opgegeven. Het is uit dien hoofde, dat van verscheidene kanten, reeds meermalen het wenschelijke is betoogd, om alle lotetingen, zonder onderscheid, aan een naauwkeurig onderzoek naar den staat van hunne borst-organen te onderwerpen. Bij de keuring voor onze Militie-raden schijnt intusschen aan deze gewigtige zaak nog steeds geen genoegzaam belang te worden gehecht 1).
In verband met de bezigtiging van andere ligchaams-deelen (huid, neus, hals, sleutelbeen, schouderbladeren, armen, vingers, nagels, enz.), wier voorkomen op de zoogenaamde "architectura phthisica" kan wijzen (vergelijk §117, noot 1), begint men met eenen algemeenen blik te werpen op den bouw van den thorax in zijn geheel. Hierbij vallen de mogelijke afwijkingen van den normalen kegelvorm, - zoo als de cylindervormige en tonvormige borstkas, de ingedrukte, de uitpuilende borst-kas of "kippen-borst", als anderzins, - terstond in het oog. Te gelijker tijd strijkt men zijne vingers over het borstbeen en vooral over het sleutelbeen, voornamelijk om op te letten, of daaraan exostosen of woekerende callus-vorming worden gevonden, die hinderlijk konden zijn bij het dragen van den randsel en het ledergoed. Insgelijks over de ribben, inzonderheid met het oog op mogelijke verplaatsing of misvorming der ribbe-kraakbeenderen; een gebrek dat weinig te beteekenen heeft, maar toch moet worden opgemerkt, daar het tot aggravatie aanleiding kan geven. Nu zich meer ter zijde van den man plaatsende, late men hem langzaam, doch zoo diep mogelijk, in- en uitademen, ten einde over het al of niet bestaan der vereischte welving en bewegelijkheid van de borstkas, beter te kunnen oordeelen. Over de laatste, over den graad van uitzetting der borstkas, bij zoo diep mogelijke inademing, kan door den z. g. pnoiometer van Canstatt nadere opheldering, in Ned. duimen te bepalen, worden verkregen 2). Tevens lette men op, of de beide borst-helften gelijk zijn, dan of daaraan vermeerdering (bijv. bij aneurismata, bij empyema), of wel zigtbare vermindering in omvang (zoo als soms bij de organisatie van pleuritisch exsudaat, bij phthisis, bij cirrhosis pulmonum) is waar te nemen. Hierbij moet echter het normaal verschil, dat door de sterkere ontwikkeling der regter ligchaams-helft gegeven wordt, en dat gemiddeld 2 Ned. duimen bedragen kan, niet worden voorbijgezien.
Indien dit een en ander geene aanwijzing geeft tot het vermoeden van bestaande borstziekten, zoo kan men verder, in den regel, in de gewone gevallen althans, volstaan, om nu tot het eenvoudig onderzoek der borstholte zelve over te gaan. Daartoe zijn wij gewoon eerst de vlakke hand beurtelings op de beide borsthelften te plaatsen, om de normale mede-trilling der borstwanden bij het spreken, of ziekelijke wijziging daarin 3), waar te nemen. Daarna percuteren wij op de gewone wijze, meest slechts op den aangedrukten vinger, vooral de beide ondersleutelbeens-streken, en ausculteren die, - in de eenvoudige gevallen slechts met het oor, - om nu dit gedeelte van het onderzoek te eindigen met het nagaan der bewegingen van het hart. Daartoe bezigtigen wij de hart-streek, betasten die met de handpalm, en plaatsen nu ook hiertegen het oor, terwijl wij met een der handen eene tegendrukking uitoefenen op de overeenkomstige plaats van den rug.
Wat hierbij het bestaan van sterkere bewegingen van het hart aangaat, dan die, welke gemeenlijk voorkomen, lette men wel op, of daarbij ook andere teekenen van harts-gebreken (bijv. blaauwe lippen en nagels, enz.), of afwijkingen in den pols voorkomen, en wachte men zich wel, om niet iedere pols-versnelling als ziekelijk te beschouwen, daar deze hier bij vele personen zoo uiterst ligt van gemoedsaandoeningen afhankelijk is. Nog herinneren wij hier ter plaatse, dat de hart-stoot op ongewone plaatsen kan worden vernomen, zoo als bij ectopia cordis, soms ook schijnbaar ontbreken kan, zoo als bij hooge graden van cyphosis, en zelfs zonder deze 4). Eindelijk blijft nog over, de uitwerking gade te slaan, welke door ligchaams-inspanning, door spreken of door zingen en schreeuwen, op de verrigtingen der borst-organen kan worden uitgeoefend; eene beproeving, die ons ook inzonderheid op het spoor kan brengen van de voorloopige herkenning der verschillende soorten van asthma.
Veel verder moet natuurlijk in buitengewone, alsook in alle gevallen van twijfelachtigen aard, het onderzoek aan deze streek worden uitgebreid. De algemeene regelen omtrent de diagnostiek van borstziekten, door plessimeter en stethoskoop, overlatende aan het veld der speciële pathologie, geef ik hier dus slechts enkele practische wenken, zoo over den spirometer, als vooral over de mensuratio van de borstkas, bij bestaande afwijkingen.
1) Ten opzigte van het gebruik des spirometers moet, vooreerst, worden opgemerkt, dat men daarvan eigenlijk alleen bij het visiteren van vrijwilligers goede diensten kan verwachten. Onwillige dienstpligtigen toch zullen dikwijls hun best niet doen met het blazen, en dus eene mindere respiratie-capaciteit vertoonen, dan zij werkelijk bezitten. Ten anderen, is het bij de aanwending van dit werktuig noodig, vooral wanneer men slechts eenmaal in de gelegenheid verkeert tot het beproeven van den man daarmede, om het gemiddelde cijfer te kennen der "respiratie-capaciteit" bij ons te lande. Dit schijnt, voor gezonde personen van middelbare ligchaams-lengte, van 1 Ned, el, 5 palmen, te mogen worden geschat op circa 2300 a 2400 kub. centimeters. Voor elken Ned. duim lengte boven de gezegde maat, kunnen plus minus 50 kub. centimeters meer in rekening worden gebragt 5). In de derde plaats, moet de opmerkzaamheid worden gevestigd, dat personen met eene gezonde borst, toch soms bevreemdend weinig kunnen blazen, eensdeels omdat zij het niet goed doen, anderdeels wegens soms bestaande afwijkingen van eenen anderen aard, bijv. pijnlijke herniae, palatum fissum, perforatio tympani, hydrops ascites, enz.
2) Omtrent de meting der borstkas zijn in sommige Hoogduitsche Reglementen getallen opgegeven voor de omvangmeters (perimeters) en doormeters (diameters) welke de thorax van gezonde individuen hebben moet of niet hebben mag, om geschikt te worden geacht. Behalve de gewone meetbanden, bezigt men daartoe verschillende borstmeters (thoracimeters), of z. g. dikte-meters, van verschillende vormen, doch vooral de zoodanige, welke met den bekenden pelvimeter van Baudelocque overeenkomen 6). De voornaamste dezer metingen is die van Hirtz, ter bepaling van het verschil tusschen den bovensten en benedensten perimeter der borstkas 7). De boven-meting neemt men zoo hoog mogelijk onder de oksels door, de benedenste over het zwaardvormig uitsteeksel van het borstbeen. Daarop volgt de meting van den kleinsten diameter, tot het bepalen van al of niet bestaande platte borst (z. g. thoracosthenosis) 8). Deze wordt gewoonlijk zoo genomen, dat het eene been van den passer op het meest vooruitstekende gedeelte van het sternum wordt aangedrukt, het andere op den daaraan beantwoordenden processus spinosus 9)). Ten derde, kan soms de vergelijkende mensuratie der beide borst-helften noodig zijn. Hiertoe verdeelt men eenvoudig den geheelen perimeter in tweeën; deze helft wordt dan ter wederzijden aangepast van af het midden des borstbeens tot aan het doorn-uitsteeksel van den tegenovergestelden ruggewervel.
Over misleiding ten opzigte van uitwendige gebreken aan de borst hebben wij slechts geringe ondervinding opgedaan; bij die van inwendige ziekten of "borst-kwalen" zal men deze veel meer ontmoeten. Intusschen behoeft hier ter plaatse niet in al de bij zonderlieden te worden getreden; de kennis door de studie der pathologie en door kliniek, in verband met alle diagnostische hulpmiddelen, verkregen, zal hier slechts zelden, volgens sommigen nimmer (?), belangrijke dwaling toelaten. In het algemeen nogtans dient opgemerkt te worden, dat men bij sluwe exaggeratie nu en dan op onoverkomelijke bezwaren kan stooten. De voornaamste morbi simulati en dissimulatie aan deze ligchaamsstreek te ontmoeten, betreffen: de pneumocèle, den scirrhus mammae, de pleurodynia, de tuberculosis pulmonum, de haemoptoë, het asthma nervosum en de morbi cordis.
Noten bij dit artikel
1) Onder anderen heeft, in Duitschland, Canstatt op de noodzakelijkheid van dit algemeen onderzoek van dienstpligtigen, bepaaldelijk met het oog op hun onbewuste borstkwalen, de hooge aandacht der geneeskundigen gevestigd. Het spreekt als van zelf dat dit onderzoek niet oppervlakkig mag zijn, maar dat daarbij de bekende hulpmiddelen der diagnostiek zorgvuldig dienen te baat genomen te worden.
2) De dusgenoemde pnoiometer is niet anders dan een eenigermate gewijzigde meetband; aan het eene einde bevind zich eene schuif of een oog, waardoor men het andere uiteinde van den band, na dien om den thorax te hebben geslagen, voeren kan. Men meet daarmede eerst in rust (diepste uitademing), daarna bij inspanning (zoo sterk mogelijke inademing) en merkt op, hoeveel duimen de band is doorgegleden.
3) Deze, de z. g. "cheiro-stethoskopie", biedt soms duidelijk vermindering van dit gevoel aan, of ontbreekt zelfs, bij hydro-thorax, empyema, enz., soms vermeerdering (tot snorren en kattengespin toe), bijv. bij aneurysmata, cardio -sthenosis, enz.
4) De Heer Kerst deelt mij mede, eens bij eenen schutter in het Gr. R. Hosp., noch hartslag, noch pols te hebben waargenomen, aan geene der uitwendige slagaderen. Hij had overigens, ofschoon niet sterk, een gezond gestel.
5) Schneevoogt vond voor onze menschen de door Hutchinson oorspronkelijk aangenomen normaal-cijfers der vitale longen-capaciteit te hoog, en neemt, ook naar onze bevinding met meer regt, de in de § genoemde getallen aan. Volgens hem, mag men uit afwijkingen, die een verschil van minder dan 500 kub. duimen (Ned.) bedragen, nog niet tot beduidende pathologische toestanden besluiten. Zie zijne belangrijke Verhandeling over dit onderwerp in het Mei-nummer 1853 van het Tijdschrift der Maatschappij t. b. d. geneeskunst. Eene uitmuntende geschiedenis, beschrijving en waardering van dit werktuig wordt verder, bij ons, gevonden in de Dissertatie van Dr. H. Fabius. De spirometro ejusque usu, Amstelodami, Van Heteren. 1853. [Wanneer men soms geenen spirometer ter beschikking heeft, dan kan men zich behelpen met den man te laten uitademen in eene blaas (of in vochtige darmen), waarvan de hoogst mogelijke inhoud min of meer bekend is, of waarmede men vergelijkende proeven tegenover gezonden moet nemen. Insgelijks kan men een cylindervormig glas van bekende capaciteit nemen, dat met water gevuld en omgekeerd, op eene Iucht-tobbe wordt geplaatst. Nog eenvoudiger proef bezit men in de aanwending van regte of kegelvormige glazen buizen, om te zien, hoe groot de kolom water is, welke hij daarin bij de sterkste inademing kan opzuigen. Dit een en ander geeft echter slechts zeer approximatieve resultaten.]
6) Zij worden in het Fransch "compas d'épaisseur" genoemd, in het Duitsch "Taster-zirkel." Die van Baudelocque is met gebogene, geknopte armen, welke aan hun gemeenschappelijk draaipunt van eenen graad-boog zijn voorzien. Wij hebben ook een regtarmigen dikte-passer voor de borstkas, in den vorm van een schoenmakersmaat of z. g. "podometer."
7) Vooral Hirtz heeft, in zijne Récherches cliniques sur la phthisie, Paris, 1837, aangetoond, dat bij gezonde individuen de bovenste perimeter den benedensten eenige Ned. duimen (gemiddeld 7) overtreft; dat zich daarentegen bij phthisici eene omgekeerde verhouding vertoont, zoodat zelfs in het eerste tijdperk hunner ziekte, doch sterker in de latere stadia, de boven-omtrek gelijk aan, of zelfs kleiner wordt dan de benedenste (gemiddeld 2 Ned. duimen). Ofschoon hij deze waarnemingen door een groot aantal vergelijkende metingen heeft gestaafd en ook wij dikwijls in de gelegenheid zijn geweest, het gegronde daarvan op te merken, schijnen op dezen regel toch sommige uitzonderingen voor te komen. Engel heeft daarvan eenige voorbeelden opgegeven, en reeds vroeger maakte Malgaigne, a priori, de bedenking, dat bij deze metingswijze ligtelijk fouten kunnen insluipen, eensdeels wegens den veranderlijken omvang der spieren aan het bovendeel van den thorax, anderdeels wegens mogelijk voorkomende vergrooting van de lever, waardoor de omvang van het onderdeel der borstkas kan worden gewijzigd. Intusschen is deze regel toch belangrijk genoeg en zij mag voorzeker, bij het bepalen der architectura phthisica, van lotelingen vooral, niet worden verzuimd.
8) Bij ons zijn, evenmin als in Frankrijk of in België, afmetingen voorgeschreven tot het vaststellen van de te platte en te smalle borst. Met Fallot en anderen, achten wij dit wenschelijk. In sommige Staten van Duitschland is deze meting reeds sedert langen tijd in practijk gebragt. Wendroth geeft daarentegen voor Pruissen op, dat eene te platte borst mag worden aangenomen, wanneer de grootste regte doormeter (diameter antero-posterior) naauwelijks 4 a 6 Pr. duimen ( = 10 à 15 Ned.) bedraagt. Evenzoo bepaalt het Hessische Reglement, dat ongeschiktheid voor de dienst bestaat, indien, bij een perimeter onder de 28 Pr. duimen (= 70 Ned.), de gezegde diameter minder dan 6½ Pr. duimen (= circa 16 Ned.) beloopt. Intusschen moet worden opgemerkt, dat bij deze meting ligtelijk dwaling kan bestaan door het verwisselen van de ware platte borst met eenvoudige plaatselijke indrukking van het borstbeen (sternentupoma).
9) Men kan deze beide punten nog nader bepalen door het voorloopig trekken van eene circulaire lijn over de beide tepels en onder de benedenhoeken der schouderbladen, terwijl men den passer juist op het midden daarvan, zoo van voren als van achteren, opstelt.

§ 112. Dysphagia en inedia | Inhoudsopgave | § 114. Pneumocèle |
