Nationale Militie - Geneeskundig Onderzoek

Handleiding tot de leer van het Militair Geneeskundig Onderzoek

§ 118. Haemoptoë

e). Haemoptoë. - Bloedspuwen, ofschoon niet meer dan een verschijnsel zijnde van verschillende ziekte-toestanden, staat nog altijd in vele Keurings-reglementen op zich zelve als reden tot vrijstelling vermeld. Daarenboven is het niet zeer moeijelijk na te bootsen en maakt liet, vooral in het oog van het publiek, ligtelijk de algemeene meewarigheid gaande. Uit dien hoofde stelt deze kwaal een der meest geliefkoosde vormen van bedrog daar, en zien zoo wel de Militie-raden als de Offic, v. Gez. zich bij het visiteren van miliciens, soms als overstelpt met klagten en attesten 1) omtrent een vroeger lijden dier personen aan dit gebrek. Evenzeer kwam het voorwenden daarvan meermalen voor bij reeds dienenden, die wenschten te worden afgekeurd, of die zich aan straffen, hun opgelegd, o. a. rietslagen, trachtten te onttrekken 2).

Bij eenvoudige logenachtige voorwending heeft men alleen de algemeene regelen voor het naauwkeurig onderzoek der borst-organen op te volgen. Bij de nabootsing is het in de eerste plaats onmisbaar, de hier in het bijzonder gebezigde hulpmiddelen en kunstgrepen te kennen. Eéne wijze daartoe bestaat hierin, om, onder opzettelijk kugchen of hoesten en klagen over dyspnoe, een weinig saliva uit te werpen, hetgeen rood is gekleurd door in den mond gehouden pigmenten, soms van mineralen, doch meest van vegetalen oorsprong, bijv. rasura lapidum rubrorum, vinum en atramentum rubrum, Beta rubra, Rubia tinctorum en dergelijken 3), Een tweede middel, waardoor reeds hooger schijn van waarheid wordt verkregen, werd in andere gevallen gevonden in het wezenlijk opgeven van sanguis, hetzij vreemd of eigen bloed. Vreemd sanguis werd daartoe genomen van venaesecties, hirudines of animalia mactata. Soms werd dit doorgeslikt en later met opzet uitgebraakt; in andere gevallen werd het in den mond op stukjes spongia, of in kleine vesiculae, verborgen gehouden. Eigen bloed werd verkregen uit: de gingivae, dentes cariosi, palatum, fauces, choanae, zelfs digiti, met of zonder voorafgegane scarificaties in deze deelen, en met behulp van suctio. Ten dezen opzigte leest men zelfs over het voorloopig kaauwen van fragmenta vitrea en zelfs over het inslikken van deze of andere wondmakende zelfstandigheden, bijv. van eene "kurk met spelden", welk laatste geval, onder verbloeding uit de carotis, doodelijk afliep!

Ter ontdekking van de genoemde middelen of van kleurstoffen, zijn dikwijls de bezigtiging en betasting der mondholte, enz. voldoende, waar dan vaak de corpora delicti werden aangetroffen, doch lette men op, dat deze niet behendig aan het gezigt en den onderzoekenden vinger worden onttrokken. Hierbij is het goed, hun te bevelen, ook zonder hoesten, even te spuwen, - het liefst op een schoon kompres, om alzoo over de physische eigenschappen van het pseudo-bloed beter te kunnen oordeelen, - als wanneer het, dan alleen uit den mond voortgekomen, roode speeksel hun bedrijf aan het licht kan brengen. Ten einde hier in twijfelachtige gevallen zekerheid te verkrijgen, bezit men overigens tegenwoordig een aantal herkenmiddelen, door welke plantaardige kleurstoffen van bloed kunnen worden onderscheiden, in geval men deze vochten of slechts vlekken daarvan ter beschikking heeft 4). Wij zullen deze in physische en chemische kenmerken verdeelen:

1) Physische. - Het nasporen der bloedligchaampjes (door het mikroskoop). - Het aantoonen van eiwit (schuimen van het bloedvocht, bij schudding. Rood gekleurde vloeistoffen parelen slechts, zonder blijvend schuim). - De verhouding van de roode stof, op linnen of katoen, tot water (wanneer reepjes daarvan in een reageerbuisje met aqua destillata worden opgehangen, ziet men, als het bloed is, van daar roode streepjes naar den bodem van het glas zakken, terwijl daarna soms een grijs-wit laagje vezelstof, draad- en maasvormig, op het linnen terug blijft 5). Bij kleurstoffen wordt het vocht alleen gelijkmatig rood). - De verhouding der te onderzoeken stof tot het licht (indien het waterig aftreksel, boven genoemd, met een weinig azijnzuur geneutraliseerd, gekookt, en het praecipitaat met kokende potasch behandeld wordt, zoo ziet men het dus verkregen vocht, als het van bloed afkomstig is, bij doorvallend en opvallend licht, nu eens rood, dan weder groenachtig van kleur worden. Roode kleurstoffen vertoonen dit dichroïsme niet 6).

2) Chemische. - De verhitting (door verwarming wordt bloedvocht, reeds beneden het kookpunt, troebel en grijs-groen, doch weder helder bij toevoeging van potassa liquida. Roode pigmenten blijven bij deze proef onveranderd). - De verkoling (bij omzigtig voortgezette gloeihitte op platina-blik, zelfs op een horologie-glaasje, laat bloed eene duidelijk op ijzer reagerende asch over 7), welke verder sterk alcalisch reageert en slechts ten deele in azijnzuur oplosbaar is. De asch van roode planten-kleurstoffen is onbeduidend, witter, en lost in azijnzuur volkomen op) 8). - Sterk salpeterzuur (bloed of bloedvocht wordt daardoor troebel; het stremsel wordt geler door overvloed van salpeterzuur, en oranjekleurig, wanneer nu ammonia wordt bijgevoegd. Roode pigmenten worden door dit zuur weinig, of niet zoo als boven veranderd) . - Het zwavelzuur (zeer geconcentreerd zijnde, doet dit veeltijds uit bloed een eigenaardigen dierlijken reuk ontwikkelen, als van zweet, doch verschillende naar de dier-soorten 9). Roode kleurstoffen laten niets dergelijks bespeuren). - Het onderchlorigzuur (bij behandeling daarmede, wordt bloed-rood spoedig, soms terstond donkerder, meer bruinachtig van kleur. Vlekken van roode kleurstoffen daarentegen ziet men door acidum hypochlorosum van lieverlede verbleeken 10). - De nitras hydrargyri acidus (wanneer dit reagens, hetgeen daartoe nog eenig salpeterigzuur moet bevatten, in een waterig aftreksel van bloedvlekken wordt gegoten, ontstaat er eene roode verkleuring en nederslag 11). Deze ontbreken bij vele planten-kleurstoffen). - De ammonia liquida (hierdoor wordt bloedvocht of bloed-rood weinig of niet aangedaan. Daarentegen kleurt zij roode vlekken of kleuren van plantaardigen oorsprong violet of bruin).

Deze proeven, van veel gewigt bij de nabootsing van haemoptysis door kleurstoffen, kunnen natuurlijkerwijze geene inlichting geven, wanneer de imitatie wezenlijk met sanguis is geschied. Behalve dat men alsdan al de gezegde kunstbronnen moet opsporen, uit welke dit afkomstig kan zijn 12) merke men wei op, dat het zelden of nooit die heldere, licht-roode kleur vertoont, noch schuimend is, gelijk bij de ware bloedspuwing.

Van niet minder belang intusschen dan elke onderzoekingswijze der opgegevene roode stoffen, is het in dezen misleidings-vorm, om door het physisch onderzoek der borst-organen zelve tot de overtuiging te geraken, of er bewijzen van stoornis in de verrigtingen der longen of van het hart waarneembaar zijn. In het bijzonder trachte men, zoo mogelijk, in persoon, een' aanval der haemoptoë bij te wonen 13). De verschijnselen van de ware pneumorrhagie zijn dan zóó kenmerkende, dat vergissing niet meer is te vooronderstellen. Zeer karakteristiek is hier, onder anderen, de zwakke klank van stem en spraak. Indien een persoon met vermeend bloedspuwen luide kan weeklagen en hardop spreken, verkrijgt men eene zeer groote aanwijzing van bedrog te meer.

Ter behandeling in hardnekkige en twijfelachtige gevallen, houde men zich aan de algemeene regelen.

Noten bij dit artikel

1) Even als bij de tuberculose, kunnen echter attesten hier soms zeer noodig zijn, ten bewijze van vroeger werkelijk plaats gehad hebbende bloedspuwingen. Men sla ze dus ook hier volstrekt niet in den wind, maar bedenke, dat dwaling en misleiding, bij hen, die ze afgaven, niet onmogelijk is. Mij is een voorbeeld medegedeeld van een' jongeling, die herhaalde malen vóór den tijd, dat hij loten moest, eenen burgermedicus heeft gehad, om hem te behandelen tegen haemoptoë, waarbij dan telkens in de kamerpot eene zekere hoeveelheid sanguis bovinus werd vertoond. Kan men in praxi daar altijd tegen waken? Zal men daardoor niet soms worden bedrogen? En wat heeft men dan aan attesten over zulk eene kwaal? Vergelijk verder § 28, noot 2.

2) Behalve belangrijke gevallen van voorgewend en nagebootst bloedspuwen, die ik vermeld vond bij Guthrie, Wendroth en anderen, heeft de Heer Kerst daarvan een opmerkelijk voorbeeld bij eenen Zwitser waargenomen en hebben de HH. Gobée, Rieber, Verhoef en Van Pelt daarvan insgelijks, in het Register v. v. z., sprekende bewijzen medegedeeld. Alle goed geconstateerd, daar òof de corpora delicti, òf de sporen van opzettelijke verwonding werden ontdekt.

3) Hiertoe behooren nog, pro memoria, te worden gevoegd: bolus Armena, cinnaber, sanguis draconis, coccionella, lignum Fernambuci, l. Campechiense, l. Santali, Papaver rhoeas, fructus Mori, f. Cerasi, enz. enz.

4) Wij geven deze reacties hier eenigzins uitvoerig op, eerstens omdat deze later nog voor andere misleidingsziekten (haematemesis, haematuria) noodig zijn te kennen; ten anderen, omdat dit onderwerp ook van een hoog belang is in de geregtelijke geneeskunde. Een der meest volledige monographiën hierover vindt men in het werk van Ritter, Uber die Ermittelung von Blut-flecken, u. s. w. Wurzburg 1854, alsmede in dat van C. Schmidt, Die Diagnostik verdächtiger Flecke, Leipzig, 1848.

5) Dit laagje vezelstof verschijnt alleen, als de vlek niet te dun is geweest. Het kan overigens beter zigtbaar worden gemaakt door tinctura jodii.

6] Deze proef gelukt slechts dan duidelijk, wanneer de vloeistof niet te zeer verdund is. Men bezige daartoe een reageerbuisje van witte kleur.

7) Om het ijzer in de asch aan te toonen, losse men die eerst op in verdund zoutzuur en wende dan de gewone reactieven voor dit metaal aan (ferrocyanuretum potassii, sulphocyanuretum potassii, acidum tannicum, enz.). - Onlangs heeft Zollikofer, op voetspoor van H. Rose, eene wijziging gegeven in deze proef, namelijk op den natten weg en oorspronkelijk met het oog op de haematine. Het waterig aftreksel der verdachte vlek behandelt hij eerst met sterk chloor-water (als wanneer witte vlokken van ijzervrij chloor-haematine, met eiwit vermengd, worden nedergeslagen). Nu filtreert hij en reageert, in het chloridum ferri houdend filtraat, op ijzer (door geel bloedloog-zout). Deze laatste proef overtreft zeker vele andere der genoemde proeven, die eene minder uitsluitende bewijskracht hebben voor bloed, daar ze ook voor andere eiwithoudende vochten geldig zijn. Hier geldt het bepaaldelijk de reactie van het bloed-rood en van het daarin bevatte ijzer. Zij verdient dus, in geregtelijke gevallen, te worden getoetst. Ik heb haar, met Van den Broek en Gratama, voor ons doel, proefhoudend bevonden. Zie Annalen d. Chemie u. Pharmacie, Februar, 1855, S. 247.

8) Er bestaat nog eene tweede verkolings-proef. Deze moest eigenlijk de "blaauwstof-proef" worden genoemd, daar zij berust op de vorming van ferrocyan-potassium. Men verkoolt het doek (van linnen of katoen, niet van wol of zijde), met de vermeende bloedvlek er op, zachtjes, in een porceleinen kroesje, tot poeder. Vermengt dit met een weinig carbonas potassae. Gloeit nu sterker in een zuiver Hessisch kroesje. Loogt na de verkoling uit met aqua destillata. Filtreert, voegt bij het filtraat een weinig sulphas protoxydi ferri en een paar droppels chloridum ferri. Er ontstaat dan, zoo 't bloed was, een grijsachtig nederslag, dat na behandeling met een weinig verdund zwavelzuur, de blaauwe kleur van het prussias ferri vertoont. Deze methode van Wolff heeft ons tot hiertoe nog niet bijzonder voldaan, doch werd door Löwe en ook door Wiehr geprezen.

9) Deze proef van Barruel gelukt echter meest slechts dan, wanneer men eene ruimere hoeveelheid bloed ter beschikking heeft, en men moet, vooral ter onderscheiding van den reuk bij verschillend bloed, een zeer fijn orgaan bezitten. Wanneer sanguis bovinus was genomen, bestaat er geen zweetlucht, maar volgeus B., meer een z. g. "odeur de la boucheri". Erpenbeck wil overigens, dat men, onder die voorwaarden, zelfs zonder zwavelzuur, deze proef kan nemen, bij eenvoudige verhitting van het bloed of de bloedoplossing in een reageerbuisje.

10) Verscheidene malen heb ik deze proef genomen, doch zij is mij zelden volkomen gelukt.

11) Bij de aanwending van dit herkenmiddel (het reactief van Millon) moet men, bij deszelfs hooge gevoeligheid, wel toezien, dat geene andere proteine-ligchamen kunnen aanwezig zijn.

12) Als één der opmerkelijkste voorbeelden daarvan geeft Fallot op, dat in een dergelijk geval van imitatie het bedrog ontdekt werd, door dat het vertoonde bloed, duidelijk nog den vorm het waarnemen van het laat-kopje, waaruit het was genomen.

13) Een zoodanigen aanval op te wekken, dit behoort wel tot de meest bevreemdende voorslagen, die hier soms, in twijfel, gedaan zijn! En toch vindt men alsdan bij Isfordink den raad, om den vermeenden simulant zulke ligchaams-inspanningen te doen uitoefenen, van welke het bekend is, dat zij ligtelijk een nieuw acces van haemoptoë te weeg brengen! Deze voorslag komt ons niet alleen hoogst gewaagd, maar ten eenenmale ongeoorloofd voor.





Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op: 06 March 2021.