Nationale Militie - Geneeskundig Onderzoek

Handleiding tot de leer van het Militair Geneeskundig Onderzoek

§ 156. B. Onderste Ledematen

B). Ook de onderste ledematen verdienen, bij het visiteren van manschappen, de aandacht der geneeskundigen in eene hooge mate. Deze toch hebben niet alleen den last van het ligchaam te dragen, maar moeten dien ook voortbewegen, iets, hetgeen bij den soldaat, wiens leven en wezen, vooral in oorlogs-tijd, in gestadige plaats-verwisseling en in het rusteloos gebruik dezer deelen bestaat, nimmer uit het oog mag worden verloren.

De lengte der onderste ledematen moet aan beide zijden volkomen gelijk, hunne inplanting in de heupkom volmaakt evenredig zijn. Hun vorm en stand behooren zoodanig te wezen, dat het zwaartepunt van het ligchaam vast zij en het evenwigt bij alle bewegingen gemakkelijk bewaard blijve. Hunne gewrichten moeten vaardige, hunne spieren krachtige inspanningen toelaten. De voet eindelijk, hun gemeenschappelijk rustpunt, en om zijn groot belang voor den militair, door een Franschen schrijver over dit onderwerp, "de ziel van den Infanterist" genaamd, behoort eenen stevigen steun voor het geheel aan te bieden.

Men begint met een scherpen blik op het algemeen voorkomen dezer deelen te werpen. Om zijne aandacht op alle punten te beter te bepalen, bewege men nu de vingertoppen van één of beide handen, al voelende en langzaam, over het geheele been. Op eenige bepaalde punten vertoeve men, of brenge daar eene zachte drukking aan, bijv. vóór en achter op het heup-gewricht (wegens mogelijke coxalgie, enz.); op den trochanter major (om diens stand aan beide zijden te vergelijken); langs het femur (met het oog op vroegere fracturen, enz.); langs het kniegewricht (waarbij op mogelijke misvormingen te letten is 1); op de knieschijf (welke men tevens tracht heen en weder te schuiven); in de knieholte (wegens aneurysma aldaar); langs den voorrand der tibia (wegens callus en been-uitzetting); langs de voor-, binnen-, buiten- en achter-vlakte van het crus (wegens varices, cicatrices, enz.); ter weerszijde langs de pees van Achilles en de malleoti (wegens pees- of been-ziekten aldaar); over den voet-rug, vooral langs de verbinding van het eerste navoets-been met den grooten teen (wegens arthritische zwelling en het eigenaardige beursgezwel aldaar, "oignon" genaamd 2); over de overige teenen, waartoe men den voet op een stoel of bank laat plaatsen en de teenen van elkanderen laat verwijderen (wegens clavi, rhagades, misstand, verplaatsing, verstijving, overtolligheid of verlies 3) van deze); enz. In het kort, op al deze plaatsen merke men op, of zich nergens afwijkingen bevinden. De gewone houding, welke men den man daarbij laat aannemen, is weder de opgerigte stand in de z. g. militaire positie. Doch niet slechts staande, maar, in gevallen van twijfel, behoort men hem ook liggende te onderzoeken, zoo op den rug, als op den buik. Insgelijks kan soms de zittende houding nuttig zijn, waarbij de plaatsing der patellae tot vergelijkings-punt dient. Ten einde de voetzool, waarmede men eindigt, gemakkelijk te bezigtigen, is men gewoon den persoon beurtelings op één been te laten staan (terwijl men hem zelf aan den arm ondersteunt), en het andere in het kniegewricht te laten buigen, met de planta pedis bovenwaarts gekeerd. Indien hierbij vergelijking noodig is (bij varus, valgus, platipodia, enz.) late men hem knielen op eenen stoel of bank, of des noods op den grond, met de voeten, op de teenen, naast elkanderen geplaatst. Bijzondere aandacht verdient hier de bezigtiging van het z. g. "verwulf" van het hielbeen. De hierdoor veroorzaakte uitholling is gemeenlijk reeds zigtbaar genoeg aan het ontbreken van eelt daar ter plaatse en de meer zuivere kleur van de huid. Om daarvan een duidelijk beeld te verkrijgen, in twijfelachtige gevallen, kan men zich een afdruk der planta pedis verschaffen, door den voet plat te laten nederzetten op eenen natten doek en daarna op den droogen vloer; insgelijks door dezen te laten drukken in nat zand of vochtige klei.

Bij deze verschillende standen heeft men voorts bijzonder te letten op de volgende punten:

1°) Op de gezamenlijke uitdrukking, de z. g. physiognomie, dezer deelen; op de huid-kleur (bij varicositas, exanthemen, cicatrices, enz.); op de spier-teekening en de spanning der pezen; op de welving der bil-spieren, de rigting van de bil-spleet en bilplooi; op het beven of de ongelijkmatige zamentrekking van enkele spieren of spier-groepen; enz. Dit alles steeds bij onderlinge vergelijking der beide extremiteiten.

2°) Op den omvang dezer ledematen, op verschillende plaatsen. Bij verschil ten deze moet men zich echter wachten, niet denzelfden maatstaf ter beoordeeling aan te nemen, als welke voor de bovenste extremiteiten geldig is. Men zal hier het gezegde overwigt van de regter- op de linkerzijde in geenen deele altijd aantrefTen. Bij zeer vele personen is de omvang van beide gelijk, bij andere is zelfs het linker iets dikker 4).

3°) Op de lengte dezer deelen. Hooge opmerkzaamheid daarop is dringend noodzakelijk, veel meer dan aan de bovenste extremiteiten. Hier volgt, bij gering lengte-verschil, eene veel belangrijkere stoornis in de verrigtingen, dan daar 5).

De meest gebruikelijke voorloopige metings-wijze is, dat, terwijl de man op den rug ligt, en men door eenen helper het bekken in een' horizontalen stand laat bepalen, men nu zelf de beide voeten nevens elkaar houdt, om alzoo de plaatsing van de voetzolen, de hielen, de enkels, de knieschijven onderling het best en het eenvoudigst te kunnen vergelijken. Wanneer, in meer twijfelachtige gevallen, directe mensuratio mogt worden vereischt, bezigt men, voor de lengte van het been in zijn geheel, den voorboven-doorn van het darmbeen en den binnen- enklaauw als vaste punten. Voor het dij-been afzonderlijk, meet men van den gezegden doorn, of ook van den grooten draaijer, tot aan den binnen-knokkel van dit been 6). Ten einde bij het bepalen dezer afmetingen niet te worden bedrogen, stelle men zich altijd levendig voor den geest, welken belangrijken invloed een instinktmatig of opzettelijk voortgebragte scheeve of verdraaide stand van het bekken op de schijnbare lengte der onderste ledematen uitoefenen kan 7).

Men besluite ook hier weder met het onderzoek der verrigting van het deel, met die van het heupgewricht te beginnen, geleidelijk voortgaande met de volgende gewrichten en eindigende met die der teenen. Men bevele den man wijdbeens te staan, uit te vallen als bij het schermen, op één been te staan, te loopen, langzaam en snel te knielen, te hinken, te springen, te schoppen, den voet te strekken, te buigen, te draaijen, binnen- en buitenwaarts, - in het kort, men overtuige zich van het al of niet bestaan der normale bewegelijkheid in alle rigtingen. Bij het beschouwen van den gang geve men acht, hoe de voet op den grond wordt geplaatst, en merke men al de mogelijke vormen op van moeijelijken gang, als den, slependen, den waggelenden, maaijenden gang, doch inzonderheid het mankgaan, niet vergetende, bij dienstpligtigen, dat daarbij veel bedrog of overdrijving in het spel kan zijn.

In het algemeen is het daarbij, als ook bij alle misvormingen van den voet, zeer nuttig, den toestand van het schoeisel mede niet uit het oog te verliezen. De schoenen toch worden daarbij veeltijds in bepaalde rigtingen "scheef geloopen". Bij het keuren van verscheidene personen te gelijk zij men op verschalking ten deze bedacht, daar ligtelijk de schoenen van den eenen voor die van den anderen kunnen worden vertoond.

Noten bij dit artikel

1) Geringe knie-verkromming, binnen of buitenwaarts, brengt bij overigens goed gebouwde ledematen en sterk ligchaams-gestel, geenen grond tot afwijzing mede, vooral niet, wanneer zij slechts aan één der knieën bestaat. Hetzelfde geldt voor de minder sterk uitgedrukte vormen van de z. g. "sabelbeenen" (curvatura tibiae antica) en "hoepelbeenen" (curvatura tibiae externa).

2) Dit door de Franschen "oignon", door de Engelsche schrijvers "bunion" genoemde gezwelletje op het hoofdje van het eerste os metatarsi maakt, volgens Fallot, Massy, en de meeste Offic. v. Gez., voor de Infanterie-dienst althans ongeschikt. Niet alleen, dat het veeltijds de vrije beweging van den voet belemmert, maar het gaat ook dikwijls gepaard met dislocatio hallucis in meerderen of minderen graad, en is ligtelijk blootgesteld aan excoriatie en absces-vorming.

3) Over ongeschiktheid door afwijkingen aan de teenen wordt niet geheel eensluidend geoordeeld. Zeker is het, dat wanneer men hier ter plaatse tot algemeenen stelregel wilde aannemen: "dat vrijwilligers met zigtbare ligchaams-gebreken, van welken aard ook, moesten worden afgewezen, aan het afwijzen geen einde zou komen, daar in de beschaafde wereld nagenoeg nimmer absoluut normaal gestelde teenen worden aangetroffen. In den regel moet men intusschen op hunne afwijkingen scherper toezien bij personen, welke voor de Infanterie zijn bestemd, dan bij toekomende Kavalleristen. Althans dit is zoo in Pruissen en elders aangenomen, waar men in oorlogstijd, zelfs rekruten met verlies van den grooten teen engageert, doch zulks kan eigenlijk voor dragonders, wanneer die soms te voet dienst doen, niet bepaald doorgaan. In den regel houde men in het oog, dat alle afwijkingen hier dikwijls vergezeld worden, vooral bij langdurige marschen, door pijnlijke excoriaties, terwijl bij verlies van teenen, de likteekens door de wrijving dikwijls openbreken. Men zie dus in dit laatste geval wel toe, of soms bestaande cicatrices goed geconsolideerd zijn. Wanneer men over elkaar liggende of z. g. overkruisde teenen ontmoet of ook bij "bogchelvormige anchyloses", (waarvan ik vroeger, in de kliniek van den Hr. Kerst, een geval heb gezien, waarbij door uitzaging van een wigvormig stuk genezing werd verkregen), moet men ook wel nagaan, of deze ontvellingen veroorzaken. Overkruising zou ook kunnen worden nagebootst, doch men moet dan opletten, of deze slechts tijdelijk, dan blijvende is, in welk laatste geval men de aan hare plaatsen beantwoordende indruksels aan de naastbijzijnde teenen moet aantreffen. Wat overtollige teenen aangaat, met zes of meer aan één voet, daarin zie ik geen groot bezwaar. Wanneer zij overigens goed gevormd zijn, wordt de voet er zelfs te steviger door. De grond, waarop Isfordink deswegens ongeschiktheid aanneemt, komt mij althans in geen en deele bevredigend voor, te weten, omdat daar te lande de regiments-schoen slechts ééne taille heeft en er alzoo voor een zoodanigen rekruut een bijzonder schoeisel zou moeten worden verstrekt.

4) Op een 100-tal metingen vond Marshall bij 28 personen geen verschil, bij 35 de regter dij dikker, bij 37 de linker dij dikker. Ook Massy verkreeg uit een aantal van 140 metingen, zoo van de dij als van de kuit bij gezonde dragonders, tot resultaat, dat er in de meeste gevallen geen onderscheid tusschen beiden is waar te nemen en dat overigens het regter been volstrekt niet altijd meer ontwikkeld is dan het linker.

5) Een zeer gering verschil in lengte echter (bijv. van ½ Eng. duim =; ruim 1 duim Ned.) wordt door Marshall gezegd niet altijd ongeschiktheid mede te brengen, althans wanneer het verkorte lid niet tevens vermagerd is. Bij goeden wil, en bij zorg voor een zoo veel hoogeren hak aan de schoen, kan het er voor reeds dienenden, onzes inziens door, doch inzonderheid voor vrijwilligers zouden wij groot bezwaar hebben in zijne uitspraak, welke overigens door Massy, in zijn onlangs verschenen werk "On examination of recruits", wordt gedeeld.

6) Lorinser verkiest het bovenste punt voor deze meting te nemen van af het midden eener lijn, die getrokken wordt van den zitbeensknobbel (deszelfs laagsten rand) naar de spina ilii anterior superior, omdat deze laatste soms zich niet duidelijk teekent. Wij betwijfelen echter zeer, dat zulk eene denkbeeldige lijn meer zekerheid geven kan.

7) Sedert Fricke, hebben vele chirurgen op den grooten invloed dezer verplaatsing van het bekken de hooge aandacht gevestigd. De dubbele winkelhaak van Mayor, bij wijze van een raam aaneengevoegd, wordt geacht daarbij goede diensten te kunnen bewijzen; intusschen kan dit werktuig, bij de noodige zorg in de gewone meting, worden ontbeerd. Wij hebben er ten minsten nog slechts weinig nut van gehad.





Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op: 06 March 2021.