Nationale Militie - Geneeskundig Onderzoek

Handleiding tot de leer van het Militair Geneeskundig Onderzoek

§ 189. Idiotismus

1) Idiotismus. Van dit aangeboren gebrek moet wel worden onderscheiden de uiterst geringe graad van ontwikkeling, ten gevolge van eene verzuimde opvoeding, bij geringen aanleg tot leeren, de eigenlijke domheid. Intusschen kan ook de laatste toestand ook in die mate voorkomen, dat reeds daardoor alleen ongeschiktheid voor de militaire dienst wordt te weeg gebragt 1). Men moet zich echter wel overtuigen, dat daarbij geene overdrijving of voorwending besta, en moeten dergelijke individuen steeds tot constatering in een Hospitaal worden opgenomen, opdat men zich door ondervragen en observeren, zoo veel doenlijk van de waarheid overtuige. Zoowel simulatie van domheid of onnoozelheid toch, als van werkelijk idiotismus (s. stupiditas) congenitus is v. a. in Frankrijk en elders bij de miliciens, inzonderheid die uit den boeren-stand, niet zoo geheel zeldzaam.

Dit bedrog openbaart zich niet altijd terstond. Soms daarentegen is het spoedig te herkennen aan het duidelijk gekunsteld en gedwongen voorkomen van den simulant, zoowel in zijne ligchaams- houding en gelaats-trekken, als in zijne kennelijk overdrevene onnoozelheid in het beantwoorden der meest eenvoudige vragen, die tot hem worden gerigt.

Van belang is vooral bij dezen vorm het nasporen der gedaante van het gelaat en den "schedel", dewijl deze in den regel bij idioten afwijkingen opleveren, zoo als een' scherpen angulus facialis, laag en schuinsch voorhoofd, spitse kruin, kleine dwarse doormeters en perimeters, enz., tot de bepaling van welken het gebruik van dikte-passers en meet-banden kan worden gevorderd 2).

Noten bij dit artikel

1) Een geringe graad van gewone domheid intusschen maakt, naar het gevoelen van sommige militaire geneeskundigen, den man niet ongeschikt voor de dienst als gewoon soldaat, wanneer deze namelijk slechts aanleg genoeg betoont tot het aanleeren van de behandeling der wapenen en het verstaan der kommando's. - Eene wijziging of liever eene complicatie van belang kan zich intusschen ten dezen voordoen, namelijk, wanneer de persoon niet alleen dom, maar ook tevens in eene hooge mate bedeesd (z. g. stupefactus) is, als wanneer hij in dien toestand dikwijls alles verkeerd doet, inzonderheid wanneer hij daarbij "more solito" op eene nu eens meer, dan minder ruwe wijze tot spoed wordt aangespoord. Bij eenen zekeren graad van dezen ziels-toestand kan men zulke individuen gerustelijk afwijzen. Zij deugen niet voor soldaat. Alleen wachtte men zich ook hier voor misleiding.

2) Zoo zou, volgens de craniocoscopie van Gall, een perimeter, die getrokken wordt over de supercilia en de protuberantia occipitalis externa, en dien men minder dan 43 à 44 Ned. duimen [de gemiddelde normale is ;= 55 à 58], alsmede een boog, getrokken van den neuswortel tot de plaats van het achterhoofdsgat, dien men minder vindt dan 30 Ned. duimen [de gemiddelde normale, en slechts tot den achterhoofds-knobbel, is := 33 à 35] stupiditas of fatuitas aanduiden. Zie Fallot, Libr. cit. bl, 67. - Bij deze twee metingen kan men nog eene derde voegen t. w. dwars boven over den schedel, van het eene oor (den bovenrand) tot het andere [met Massy, vond ik de gemiddelde normale daarvan van 27 tot 30 Ned. duimen]. Bij idioten zou ook deze afmeting dikwijls kleiner zijn. De mindere of meerdere lengte van de oorschelpen maakt deze mensuratie intusschen minder zeker. Of zou het werkelijk doorgaan, dat idioten of stupidi langere ooren hebben dan gewoonlijk?





Deze pagina is voor het laatst gewijzigd op: 06 March 2021.